Resultaten

Het spel is ontwikkeld aan op basis van een ontwerpgericht onderzoeksproces. Dit proces van het opstellen van ontwerpcriteria, voorleggen, evalueren en herzien van prototypes hebben we gebruikt om praktische bruikbaarheid, relevantie en effectiviteit van het spel te optimaliseren. We hebben daarvoor zes focusgroep bijeenkomsten georganiseerd met onderwijsprofessionals; drie voor het primair en drie voor het voortgezet onderwijs. Bij de zes bijeenkomsten waren steeds vier tot zeven deelnemers aanwezig, waaronder tenminste één leidinggevende, één onderzoekscoördinator en één leraar.

In die bijeenkomsten stonden de volgende opdrachten centraal:

• In kaart brengen van drijfveren m.b.t. onderzoek in de school van de doelgroep;
• Vaststellen aan welke eisen het ontwerp moet voldoen;
• Testen eerste prototype.

De drijfveren van de doelgroep, aangevuld met theoretische inzichten hebben tot een set van ontwerpeisen geleid. De ontwerpeisen zijn vervolgens vertaald naar een eerste prototype van het spel. Een zestal ontwerpeisen en daarbij behorende uitwerkingen worden in onderstaande tabel weergegeven. Het spel is een aantal keren uitgeprobeerd en bijgesteld om tot de huidige versie te komen. 

Ontwerpeisen en uitwerking in het spel

Het spel moet geschikt zijn voor en passen binnen diverse schoolcontexten	In het spel zijn kaartensets geschikt voor PO en VO. Het team dat speelt bepaalt samen hoe zij omgaan met deze situaties en dilemma’s op de kaartjes passend bij de eigen context
Het spel opent de dialoog over onderzoek in de school	De kaarten van de groene en blauwe lijn en de visie en reflectieopdracht dagen allemaal uit om het gesprek over onderzoek in de school te starten. In het spel ben je continue met elkaar in gesprek over onderzoek in de school.
Het spel laat zien welke ervaring en expertise er in school aanwezig is wat betreft het verrichten onderzoek in de school	Alle spelers kiezen voorafgaand aan het spelen van het spel een aantal onderzoekscompetenties kaartjes die hun reeds opgebouwde expertise weerspiegelen en leggen deze open op tafel. Voor alle aanwezigen wordt duidelijk welke expertise er in het team reeds aanwezig is en ook tijdens het spel al ingezet  kan worden.
Het spel draagt bij aan een gemeenschappelijke taal over onderzoek in de school.	In het spel bepaal je een visie, bereid je gezamenlijk een onderzoeksproject voor, en zoek je ook naar kansen voor onderzoeksactiviteiten in de waan van de dag (blauwe lijn). Dat zorgt ervoor dat je met elkaar spreekt over wat onderzoek in de school voor de dagelijkse praktijk betekent.
Het spel bevat herkenbare inhoud die de werkelijkheid van de school zo dicht mogelijk benadert.	De praktijksituaties en dilemma’s zijn opgehaald bij verschillende scholen en vervolgens gecheckt in diverse contexten op herkenbaarheid.
Het spel laat ruimte voor persoonlijke inbreng.	Scholen kunnen zelf een casus inbrengen waarop ze een onderzoeksproject willen starten in het spel daarnaast zit de vrijheid in de keuzes die gemaakt worden naar aanleiding van de dilemma’s en opdrachten.

 

Je speelt het spel met 6 á 8 collega’s waarbij het  aanbevolen is als hier ook een leidinggevende en onderzoekscoördinator bij aansluiten. Voorafgaand aan het spelen krijgt elke deelnemer een agenda met tijd. Iedereen kiest onderzoekscompetenties waar hij of zij al ooit ervaring mee heeft opgedaan. Zowel de tijd als de competenties kunnen tijdens het spel worden ingezet. 

 

Je begint het spel met het kiezen van een focuspunt en een gezamenlijke startactiviteit waar je het belang van onderzoek in de school samen onder woorden brengt. Het gemeenschappelijke beeld met betrekking tot ‘hét belang van onderzoek in de school’, is in combinatie met de extra gekozen spelfocus vertrekpunt voor het spel.

In het spel start je gezamenlijk een onderzoeksproject gericht op een eigen gekozen onderwerp of op basis van een voorbeeldcasus. Door het om beurten gooien van een dobbelsteen loop je op het spelbord over de groene (onderzoeksproject) dan wel blauwe lijn (Waan van de dag) en kiest als team welke activiteiten genomen moeten worden met betrekking tot het onderzoeksproject of onderzoekend handelen.

Bij de start van de evaluatie krijgen de deelnemers eerst een kort moment van bezinning voor zichzelf: wat hebben zij ervaren tijdens het spel, en welke lessen trekken zij hier voor zichzelf uit. Vervolgens worden de diverse inzichten met elkaar gedeeld. De nadruk in de evaluatie moet vooral liggen op de onderlinge interactie en achterliggende overtuigingen met betrekking tot onderzoek doen in de school. Opbrengst zijn de gezamenlijke leerpunten en toekomstige activiteiten die de deelnemers op basis hiervan formuleren.