Meest flexibel in deeltijd: HAN

Irma Roozeboom (37) wil hogerop. Ze werkt al jaren in de jeugdzorg en ambieert een baan bij de reclassering. Maar ja, dan heb je wél een hbo-diploma nodig. Daar ziet ze torenhoog tegenop, totdat ze merkt dat je bij de HAN zelf kan bepalen wat je wanneer en in welk tempo studeert. Bovendien krijgt ze voor veel vakken vrijstelling. Waarom zou ze nog wachten?

32209 docent-lessituatie klaslokaal studenten overzicht, FEM Commerciele Economie, deeltijd

Deeltijdonderwijs binnen de HAN is uiterst flexibel geworden. Dat oordeelt ook de externe projectgroep flexibilisering (OCW, NVAO en inspectie hoger onderwijs) die hier 6 jaar lang op toezag. In die periode is het experiment leeruitkomsten uitgevoerd. De HAN kreeg daarbij de kans om na te gaan hoe het bij docenten en studenten uitpakt als deeltijdonderwijs beter aansluit bij persoonlijke wensen van een student. In de nieuwe opzet heeft de student dan ook zelf de regie over zijn studie. Hij bepaalt wat hij wanneer, in welke volgorde wil leren. Ook bepaalt hij het tempo. Dat is maatwerk.

De pluspunten

Ronduit positief oordeelt de projectgroep over nagenoeg alle facetten van het huidige deeltijdonderwijs binnen de HAN. Waarover zoal?
 
Studenten bepalen zelf of ze hun studie willen versnellen of vertragen. Hierdoor is een deeltijdopleiding aantrekkelijker. Het experiment draagt daarmee bij aan het Leven Lang Ontwikkelen (LLO), een strategisch doel van de HAN.

Veel studenten verzilveren eerder behaalde ervaringen op de werkplek en hoeven daarvoor bepaalde vakken niet te volgen. Hierdoor doorlopen ze de studie sneller. De studie vertragen kan ook, wat studenten uit het Ad-onderwijs en het mbo vaker doen, vanwege persoonlijke omstandigheden en door de coronapandemie. Niet alleen over het tempo, ook over de volgorde waarin studenten vakken volgen, hebben ze in veel gevallen de regie - bijvoorbeeld omdat het beter aansluit op de beroepspraktijk van dat moment of meer uitdaging biedt dan de standaardroute.

De onderlinge samenwerking tussen de opleidingen en het management is goed. Ook tussentijds toetsen verloopt bij sommige opleidingen flexibeler, via een parate kennistoets of een inleveropdracht. En wat docenten erg waarderen: het werkveld en de werkpraktijk staan centraal. Hierdoor zijn de opleidingen nog beroepsgerichter geworden.

De ontwikkelpunten

Toch is het niet allemaal goud wat er blinkt. Winst valt te behalen bij de leerwegonafhankelijke toetsing, de mate van flexibiliteit en de keuzevrijheid in de volgorde van modules. Dat laatste bieden nog niet alle op dit moment.

Iets anders is roostering. Tentamens vallen soms op hetzelfde moment, een vaste lesdag knelt weleens en het tempo versnellen kan alleen leerwegonafhankelijk. Tevens vormt het valideren van de bewijslast een knelpunt. Studenten moeten hiervoor een portfolio aanleggen. Dat kost veel tijd.

Ook zijn nog niet alle modules te verkopen als valide opleiding in het werkveld. Om de studie goed te kunnen begeleiden, zijn afspraken nodig. Daartoe is een digitale onderwijsovereenkomst gemaakt. Die functioneert nog niet zoals zou moeten. Studenten ervaren deze overeenkomst als een administratieve bevestiging van het gesprek met de docent en nog niet als een studiebegeleidingsinstrument waar ze van kunnen leren. Daardoor is het minder betekenisvol. De systemen waar de hogeschool mee werkt zijn star en niet goed geschikt voor flexibel onderwijs. Vooral jonge studenten kennen de studiemogelijkheden nog niet goed en kiezen daardoor vaak voor de standaardroute. Terwijl het flexibeler kan.

Meer uitwisseling van kennis en ervaring is nodig bij de examencommissies. Hierdoor kan nog meer dan nu het verschil voor de studenten worden gemaakt, door proactief mee te denken in oplossingen en wat mogelijk is voor de individuele student. Als het aan de docenten ligt, verloopt het delen van kennis en ervaring hogeschool-breed nog beter.

Ten slotte: de fundamenten van het experiment verdienen versteviging: niet alle docenten zijn in staat om flexibeler les te geven. Nieuwe docenten moeten goed worden begeleid. Docenten verworden meer tot coaches, waardoor aandacht uit moet gaan naar de ontwikkeling daarvan. Ook een Leven Lang Ontwikkelen voor docenten vraagt om tijd en investering en een passend HR-beleid. 

 

 

Over de 

Projectgroep Flexibilisering

De projectgroep flexibilisering bestaat uit Renske Heemskerk en Sjoerd de Jong (beide namens OCW), Perry Coppiëns (Inspectie van het Onderwijs) en Reina Louw (NVAO). Aan het experiment namen 60 opleidingen deel, waaronder 18 Ad-opleidingen, 37 bachelor- en 5 masteropleidingen van verschillende academies. Het effect is er naar: de instroom is fors gegroeid, van 1411 (2014) naar 2841 (2020), met name veel Ad-studenten. Bij de intakeprocedure hoort de student hoe hij het deeltijdonderwijs kan volgen: regulier of flexibel. Tijdens het experiment koos 30% voor de flexibele leerroute, 70% voor de standaardroute.