Fictief onderzoek door studenten? Nee hoor, de lat ligt hoger!

Een mooi voorbeeld van hoe onderzoek en onderwijs samenwerken: in 2017 druppelen bijna 70 tweedejaarsstudenten Opleidingskunde hun klassen in voor de 1e bijeenkomst van het vak onderzoeksvaardigheden. Ze verwachten een stapsgewijze overgang van de theoretische basis naar voorzichtig zelf onderzoek doen. Maar docenten Leon Noij en Mirelle Voskes hebben andere plannen: meewerken aan een echt onderzoek, dat ook nog eens in korte tijd moet worden gedaan.

Studenten zittend op stoelen bij lage tafel

Leon Noij van Opleidingskunde: ‘Soms komt er van alles samen en moet je snel beslissen wat je doet. Dat was wat er gebeurde in de aanloop naar het onderzoeksblok in jaar 2. Collega Mirelle en ik hadden de invulling van de onderzoeksleerlijn van dat jaar al bedacht: studenten praktijkervaring op laten doen met interviewen en enquêteren. We zochten alleen nog naar een relevant, actueel thema om mee aan de slag te gaan.’

Samenwerking

Toevallig liep Mirelle bij Kenniscentrum Kwaliteit van Leren aan tegen de onderzoekers achter het project Werkplekleren, waarvoor een deelonderzoek naar learner agency moest worden gedaan. Mirelle: ‘Een mooie kans voor samenwerking, waar én de studenten én het kenniscentrum voordeel bij zouden hebben.’

Dubbel voordeel

Janine Hendriks is opleidingsadviseur in een ziekenhuis en deeltijdstudent Opleidingskunde: ‘Learner agency is belangrijk voor professionals die zich verder willen ontwikkelen. Want hoe leren mensen precies en hoe motiveren ze zichzelf? Meewerken aan het deelonderzoek heeft mij twee dingen opgeleverd: ik leerde hoe je in een echte onderzoekssetting informatie ophaalt over een specifiek onderwerp én kon de uitkomsten toepassen in mijn werk.’

Student als partner: de leerpunten

Onderzoeker Chris Kroeze, die als projectleider optrad: ‘Die belasting voor de studenten, en trouwens ook voor de docenten, bleek inderdaad hoog. Deadlines zijn noodzakelijk voor de voortgang, maar bij een volgende samenwerking zouden we vooraf sterker inzetten op de verhouding tussen de benodigde inspanning van de betrokkenen en de eisen waaraan een project als dit verder moet voldoen. Een tweede aandachtspunt voor een eventuele herhaling is de groepsgrootte. Met een groepsgrootte van bijvoorbeeld maximaal tien studenten is er tijdens colleges meer tijd om alle vragen te beantwoorden en ook de volgende stappen voor te bereiden.’

Jaarbreed lesplan

Janine: ‘Kleinere groepen weerspiegelen bovendien de werkelijkheid beter. Een argument dat ook geldt voor de doorlooptijd, die bij onderzoek normaliter langer is dan een lesperiode van twee maanden. Je zou van deze opzet een mooi lesplan voor het hele tweede jaar kunnen maken: het hele proces verdelen over de verschillende onderzoeksblokken in het curriculum. Dus de literatuurstudie koppelen aan het blok dat daarop gericht is, de ins en outs over interviewen en enquêteren aan het blok over onderzoeksmethoden en zo verder. Dan koppel je steeds de theorie aan dezelfde echte casus, waardoor je stapsgewijs wordt meegenomen en alle facetten beter in verband kunt plaatsen.’

Ruimte voor onderzoekende houding

Sandra: ‘Aan de ene kant is die echte onderzoekssetting inderdaad absoluut van toegevoegde waarde: bij een fictieve casus met een gefingeerde opdrachtgever voelt je onderzoek kunstmatig, de context is niet reëel en je ervaart niet ten volle hoeveel er komt kijken bij echt onderzoek. Maar de opgelegde deadline en de enorme hoeveelheid werk die verzet moest worden, zorgden ervoor dat ik weinig ruimte had om een echt onderzoekende houding aan te nemen, terwijl dat een belangrijk leerpunt is. Tegelijkertijd leer je natuurlijk in korte tijd heel erg veel.’

Terugblik

Onderaan de streep kijken beide studentes met een positief gevoel terug op het onderzoeksblok. Janine benoemt als winst vooral de directe koppeling die ze kon maken naar de studenten die ze als opleidingskundige begeleidt: ‘Via een interview leer je iemand beter kennen en krijg je inzicht in mogelijke hindernissen, bijvoorbeeld omdat die persoon vooral een doener is en minder vaardig in overstijgend denken. Daar kon ik dankzij het onderzoek bij mijn interviewkandidate meteen gerichter op sturen.’ 

Klaar voor een vervolg

Sandra dacht na afloop van het onderzoeksblok vooral ‘Zo, dat zit er gelukkig op’, maar ontdekte tot haar verbazing dat ze de onderzoeksblokken die volgden leuker vond dan die ervoor: ‘Ik heb het hele ondezoeksproces nu een keer doorlopen; dat is een uitstekende voorbereiding voor mijn proeve in het laatste jaar. Sterker nog: misschien wil ik wel verder met onderzoek, maar dan met wat meer tijd en ruimte voor reflectie.’