7 mei 2019

SEECE en Quadraam maken zich hard voor een betere doorstroming naar het hbo

Afbeelding-SEECE-2021

Hoe zorg je dat leerlingen uit het voortgezet onderwijs op de goede plek terechtkomen, wanneer ze gaan studeren? SEECE en Quadraam zoeken antwoorden op die vraag en verbeteren de aansluiting van het voortgezet onderwijs op het hbo.

Betere doorstroming heeft onder andere een positief effect op het aantal studenten dat wordt opgeleid voor de energiesector.

De meeste studenten zitten in de derde grote leerfase van hun leven. Ze hebben de basisschool doorlopen, hebben een middelbareschooldiploma gehaald en volgen een opleiding die aansluit op het vak dat ze straks willen uitoefenen. Althans, dat is de bedoeling. Te veel scholieren kiezen niet voor een studie die bij hen past. Dit blijkt onder andere uit de uitvalpercentages van studenten.

Om te zorgen dat scholieren wél bij de juiste studie terechtkomen, werken Maarten Delen en Jan Oosting samen aan projecten. Delen is voorzitter van de centrale directie van het Liemers College in Zevenaar en Didam (onderdeel van de Gelderse onderwijsgroep Quadraam) en Oosting werkt als projectleider onderwijs bij het Sustainable Electrical Energy Center of Expertise (SEECE). Samen ontwikkelen zij programma’s voor scholieren en studenten.

Delen is geraakt door de slechte resultaten die studenten boeken aan het begin van hun hbo-studie. Dat een substantiële groep slecht presteert, noemt hij zelfs ‘een maatschappelijk drama’. ‘Elk jaar vertellen de aansluitcoördinatoren van de HAN hoe onze leerlingen met een havodiploma het op de HAN doen. [..] Je schrik je gewoon rot door wat er gebeurt. Maar vijftig procent van de leerlingen die beginnen aan een technische studie op het hbo, haalt de propedeuse binnen een jaar.’

Quadraam en de HAN brengen dat percentage gezamenlijk omlaag. Beide partijen zorgen dat het vo en het hbo beter op elkaar aansluiten. Inhoudelijk: ‘Het eerste is dat je in het programma van de havo aansluit bij het programma van het hbo. Dat heeft te maken met meer specifieke kennis en skills, meer ICT, Engels en onderzoeksvaardigheden.’ Maar ook didactisch: ‘We merken dat de didactiek van het vo onvoldoende aansluit bij de didactiek van het hbo.’

TECHNIEKTALENT INSPIREREN

Wanneer Delen en Oosting met elkaar samenwerken, richten ze zich op specifieke opleidingen. Oosting: ‘Ik geloof niet in brede programma’s. Ik denk dat je veel meer toe moet naar precisie en maatwerk, in het verbeteren van de aansluiting.’ De onderwijsprofessionals werken aan projecten die gericht zijn op de techniek- en energiesector. Er wordt gekeken welke jongeren geschikt zijn voor technische opleidingen, waar een tekort is aan jong talent, zoals Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde.

Een belangrijke factor is het beeld dat jongeren hebben van techniek. ‘We hebben onderzoek gedaan naar de perceptie van de engineeringopleidingen. Met name Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde. Daaruit bleek dat het beroepsbeeld van havisten er nauwelijks is. De leerlingen hebben bijvoorbeeld geen idee wat een werktuigbouwkundige doet’, aldus Oosting

Om dat beroepsbeeld bij te stellen, werd de hulp ingeroepen van twee natuurkundedocenten. Die werken één dag in de week op de HAN, waar ze zich verdiepen in de mogelijkheden voor aankomend studenten. Wanneer ze voor de klas staan, selecteren en enthousiasmeren ze leerlingen voor technische opleidingen. Delen: ‘Wat zo verschrikkelijk briljant is aan die constructie met natuurkundedocenten: die kennen de leerlingen. Die nemen niet 23 leerlingen mee naar de HAN. Ze gaan heel gericht met leerlingen die zij goed kennen. Vijf van de zeven blijven’, zegt Delen.

Leerlingen die zich laten inspireren en de HAN bezoeken, kunnen meer dan alleen een kijkje nemen; die ervaren hoe het is om met techniek bezig te zijn. Oosting: ‘Als je leerlingen nou nog een stapje verder wil helpen, faciliteer ze dan ook om dingen hier te doen. We hebben de masterclass arduino-programmeren en de masterclass elektrotechniek. Die hebben we nu een paar keer gedraaid. Er zijn nieuwe masterclasses in ontwikkeling.’

De HAN heeft daarnaast faciliteiten waar scholieren gebruik van kunnen maken, zoals een fablab. Dat is een werkplaats met een 3d-printer en ander modern werktuig. ‘Twee vo-docenten zijn bezig om een programma te maken, waarmee die leerlingen op hun eigen school al een aantal skills kunnen opdoen, zodat ze hier alleen nog een half uurtje introductie bij de machines hebben. “Steek niet je hand in de lasersnijder”, dat soort basale dingen’, zegt Oosting.

PROGRAMMA’S VOOR SPECIFIEKE DOELGROEPEN

Beeldvorming en inspiratie zijn slechts twee factoren die een studiekeuze maken of breken. Een ander punt is dat conventioneel onderwijs niet voor iedereen geschikt is. Daarom wordt het onderwijs op de HAN aantrekkelijker gemaakt voor specifieke doelgroepen.

Een van die doelgroepen: vwo’ers. ‘Daar laten we echt veel liggen. Op de HAN is maar 9 procent van de populatie vwo’er’, zegt Oosting. ‘Terwijl Elektrotechniek en Werktuigbouwkunde pittige opleidingen zijn. Daar kan een vwo’er juist goed tot zijn recht komen. [..] Zeker als die toegepast onderzoek wil doen. Als je innovaties wilt realiseren of nieuwe producten wil bedenken, kun je beter naar het hbo.’

‘We moeten ergens ruimte creëren voor vwo’ers die hier instromen’, vervolgt Oosting. ‘We kunnen een soort plusprogramma maken, voor een halve dag in de week. Een track rondom innovatiemanagement, creatief ontwerpen en onderzoekstechnieken. Ze laten bepalen bij welk lectoraat ze een rol willen spelen. Meet- en Regeltechniek? Duurzame Energie? Lean?’

Een andere doelgroep bestaat uit ‘praktische havisten’. Leerlingen die de havo volgen, maar opzien tegen vier jaar in de schoolbanken. Hiervoor werd het Operational Network Programma ontwikkeld. Deelnemers aan dit programma treden direct in dienst bij netwerkbedrijf Alliander, waar zij aan energievraagstukken werken. De studenten krijgen tegelijkertijd een deeltijdopleiding Elektrotechniek op de HAN.

Door niet alleen een samenwerking tussen het voortgezet onderwijs en het hbo te realiseren, maar ook met de energiesector samen te werken, draagt een betere doorstroming bij aan een oplossing voor personeelstekorten. Personeel dat hard nodig is om de energietransitie in goede banen te leiden. Delen: ‘Het is ook een stukje maatschappelijke verantwoordelijkheid dat deze wereld door kan groeien. Verschrikkelijk veel potentie van bedrijven ligt stil. Omdat er gewoon te weinig mensen zijn die deze bedrijven kunnen helpen.’