7 april 2020 Innovatielab op het IPKW komt snel dichterbij

Afbeelding-SEECE-2021

In september 2021 moet het langverwachte Innovatielab openen op het IPKW, gericht op Energie en Mobiliteit. Momenteel wordt er druk gewerkt aan ontwerp en invulling. Maar tot het zover is, staan de hybride leeromgevingen op het IPKW allesbehalve stil.

In de hybride leeromgevingen werken studenten in de welbekende driehoek van onderwijs, onderzoek en ondernemingen multidisciplinair aan maatschappelijke vraagstukken. De hybride leeromgevingen op het gebied van het HAN-zwaartepunt SEE zijn het Mobility Innovation Centre (MIC), het Powerlab en het recentelijk geopende HAN H2Lab. Deze kun je zien als ‘opmaat’ naar het Innovatielab, waar deze leeromgevingen straks gevestigd zullen worden. Iwan van Bochove is operational manager van het MIC en kan niet wachten tot het Innovatielab wordt geopend.

IWAN, IS HET NIET ONEERBIEDIG OM DE HYBRIDE LEEROMGEVING ALS EEN SOORT ‘AANLOOPJE’ NAAR HET INNOVATIELAB TE ZIEN?

“Nee. Hier maken we serieuze stappen in het vormgeven van die samenwerking in de driehoek, zodat we een goed werkende structuur hebben waar we straks mee van start kunnen gaan. In het lab kan die samenwerking veel intensiever zijn. Dat is enorm belangrijk, want zo leid je studenten het beste op voor de werkpraktijk en geef je ook bedrijven de kans om te zien welke studenten ze aan zich kunnen binden. Hoe meer en dichter die bedrijven bij de studenten zitten, hoe zinvoller zo’n hybride leeromgeving dus voor iedereen wordt.”

DAN KAN IK ME VOORSTELLEN DAT JE STAAT TE POPELEN TOT HET INNOVATIELAB OPENGAAT?

“Zeker. Het gaat namelijk zo goed met de hybride leeromgevingen nu, dat we bijna uit onze voegen barsten. De animo vanuit de HAN is groot, vanuit het onderzoeksveld loopt de interesse ook flink op en nu komen ook de eerste projecten waarbij grote bedrijven van serieuze omvang interesse tonen.”

KUN JE EEN VOORBEELD NOEMEN VAN ZO’N PROJECT DAT UIT ZIJN VOEGEN BARST?

“Het SEE-project Waterstof & Mobiliteit begint inmiddels behoorlijk groot te worden. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van een waterstofvoertuig. Inmiddels is de ontwikkeling van de businesscase daarvoor bezig en hebben ook de eerste bedrijven zich gemeld. Want de ontwikkeling van zo’n voertuig heeft natuurlijk alleen maar zin als je het echt in productie kunt brengen.”

WAT IS MOMENTEEL NOG MEER NOEMENSWAARDIG QUA SUCCESVOLLE PROJECTEN?

“Dan heb ik het met name over het Smart Production Centre. Daar zijn meerdere bedrijven bij betrokken, zoals Qing en diverse productiebedrijven. Van dat soort projecten zou ik er straks het liefst een stuk of tien hebben. Die zijn van zo’n omvang en inhoud dat daar enorm veel waardevolle leertrajecten in kunnen zitten. Meerdere stagiaires en afstudeerders van verschillende opleidingen kunnen erin terecht. En andersom haken bedrijven zoals gezegd maar al te graag aan. Die brengen hun innovatievraagstukken graag in. Ze zien zo meteen wie de meest geschikte mensen zijn.”

WAT VERWACHT JE STRAKS NOG MEER VAN HET INNOVATIELAB, ALS HET EENMAAL IS GEOPEND?

“We willen externe partijen straks ook gebruik laten maken van onze faciliteiten en vice versa. Zo werken we nu al met een start-up bedrijf dat elektrische stepjes vervaardigt. Die kunnen bij ons terecht voor de faciliteiten. Wij hebben daar zelf op dit moment niet direct voordeel van, maar onze filosofie is: als je iets geeft, komt het een keer terug. Als daar straks op het Innovatielab meer ruimte voor is, is er volop gelegenheid voor dat soort kruisbestuivingen.”

Paul Sistermans werkt in het SEE-kernteam als projectmanager. Hij is nauw betrokken bij het Innovatielab.

PAUL, KUN JE WAT MEER VERTELLEN OVER DE STAND VAN ZAKEN WAT BETREFT HET INNOVATIELAB OP DIT MOMENT?

“Er is al een hal gereserveerd op het IPKW  [opent in een nieuw venster]  van 10.000 m2. Nu zijn we vooral samen met de provincie, gemeente en het IPKW aan het kijken naar de uitwerking en de mogelijke invulling ervan ter voorbereiding van een grote subsidieaanvraag. Hoeveel studenten gaan daar werken? Wat voor labruimtes zijn er wenselijk? En in hoeverre kunnen we die ruimtes samen met andere partijen benutten? Willen we bijvoorbeeld een houtwerkplaats en een 3D-printer voor onszelf alleen, of moet die voor iedereen binnen het lab beschikbaar zijn? En op wat voor manier dan?”

ER IS DUS NOG VEEL IN DE ONTWIKKELINGSFASE. WAT IS ER AL WEL DAADWERKELIJK CONCREET?

“Er zijn door de architecten al schetsen gemaakt. Maar omdat nog onzeker is hoeveel bedrijven zich in het lab gaan vestigen, is het moeilijk veel concreter te zijn dan dat. Hóe de ruimtes zullen worden ingedeeld wordt wel steeds duidelijker, en dat we gebruik willen maken van shared facilities zoals werkplaatsen staat ook al vast. Ook onze waterstoffaciliteiten gaan we als dusdanig aanbieden. Dat biedt een enorme meerwaarde voor iedereen. Daarnaast komen er conferentieruimtes, ontmoetingsplekken en natuurlijk een koffiecorner. Alle goede ideeën beginnen tenslotte met koffie.”

IS HET NIET LASTIG OM ALS SEE ALLE PARTIJEN BINNEN DE HAN BIJ ELKAAR TE HOUDEN IN DEZE FASE?

“Het overzicht houden vraagt inderdaad veel aandacht. De HAN is natuurlijk een veelkoppig monster: wij als zwaartepunt proberen de verschillende wensen vanuit de HAN zo goed mogelijk in te brengen in de gezamenlijke ontwikkeling die het Innovatielab is. Andere partijen die straks gaan participeren hebben allemaal hun eigen wensen en belangen. Het gaat alleen lukken als al die belangen voldoende zijn vertegenwoordigd. Het is een complex proces, maar als je niets doet tot je alles helemaal zeker weet, gebeurt er nooit iets. Maar wat wel zeker is, is dat de HAN hybride leeromgevingen een enorme meerwaarde gaan bieden voor zowel onderwijs als innovaties. Daar gaan we straks in het Innovatielab echt vol op inzetten.”

Bron: HAN, Hans van Lissu